Ongeveer zes kinderen op de tien zijn aangesloten bij een sportclub. Dat is mooi en dat is nodig. Het maakt deze kinderen fitter, socialer en zelfbewuster. We willen allemaal dat kinderen graag sporten en dat ze dat in een veilige, positieve omgeving kunnen doen. Dat klinkt allemaal vanzelfsprekend?
Een sportclub met een degelijk jeugdbeleid leert kinderen spelplezier, discipline, zorg voor het eigen lichaam en teamspirit. Daardoor neemt hij meteen ook een opvoedende taak op. Niet elke sportclub of trainer blinkt daarin uit.
Sommige ouders droppen hun kind en zijn weer weg. Spijtig, want steun en interesse tonen voor wat zoon– of dochterlief doet, leert en al kan, geeft elk kind een prettig gevoel. Andere trekken de beslissingen van de coach of jury/scheidsrechter in twijfel, pushen hun kind te sterk en dromen intussen luidop van gouden medailles. Ze staan te schelden langs de kant en vergeten hun voorbeeldfunctie.
Hoeveel kinderen zouden liever sporten zonder die druk? Hoeveel spelertjes weten niet beter dan dat schelden, dreigen en spuwen bij sporten hoort? Zouden zij zich beter voelen zonder de prestatiedruk?
Gedragscode sportouders
Ja, ik ben een sportouder!
Voor de match/wedstrijd
- Ik toon belangstelling voor de sport van mijn kind en ga regelmatig kijken en supporteren.
- Ik vraag mijn kind om ervoor te gaan, altijd zijn best te doen, maar vooral plezier te maken.
- Ik fok mijn kind niet op, leg geen overdreven druk op zijn schouders maar stimuleer hem wel al zijn talenten te ontwikkelen.
- Ik stimuleer mijn kind om zich aan de regels van de sport en de fairplay te houden.
Tijdens de match/wedstrijd
- Ik gebruik geen agressieve of schunnige taal langs de zijlijn.
- Ik applaudisseer voor knap spel van zowel voor mijn kind als de tegenstrever.
- Ik moedig mijn kind aan en maak het niet af voor zijn fouten.
- Ik respecteer de beslissingen van de coach en de juryleden.
- Tijdens de wedstrijd moedig ik aan, de instructies geeft de trainer.
Na de match/wedstrijd
- Als ik niet akkoord ga met de coach, praat ik er met hem over.
- Ik leer mijn kind om respect op te brengen voor de prestatie van de tegenstrever.
- Ik kijk naar de inspanningen van mijn kind, niet enkel naar de uitslag of eindstand.
- Na de wedstrijd bekijk ik samen met mijn kind wat liep goed, wat minder en wat we eruit leren.